In mijn telefoon zitten processoren, sensoren, cameras. In mijn auto zit een GPS, microfoons, sensoren. In mijn fototoestel zitten sensoren en processoren. In mijn portefeuille zitten tientallen chips. Mijn handtas bevat meer technologie dan een beetje Huis van de Toekomst in het jaar 2000.
Technologie sluipt het gewone leven binnen en ook eenvoudige alledaagse voorwerpen bevatten binnenkort allerlei technologische snufjes. Technologie bepaalt elke dag een beetje meer hoe wij leven, hoe wij communiceren, onze boodschappen doen, ons geld beheren, werken, vrienden maken, op de hoogte blijven.
Ik werk sinds 1999 als informaticus. En ik ben een vrouw. Ik werk dus ook al sinds 1999 met bijna alleen mannen. Is dat een probleem? Misschien af en toe wat slechte grappen en te veel vuile koffiekopjes. Verder maakt het me weinig uit. Ik ben het gewoon. Met het debat dat er meer vrouwen in IT moeten gaan werken als doel op zich heb ik dus niet zo veel affiniteit. Mijn job is gewoon een heel leuke job met een slecht imago.
Ik maak me echter wel zorgen. Ik ben uitermate bezorgd over het feit dat technologie, die elke dag invloedrijker is, bedacht en gebouwd wordt door een extreem homogene groep mensen. Blanke mannen tussen 25 en 45. ( http://mashable.com/2014/05/28/google-employee-demographics/) Vraag jij hoe je wilt koken aan die groep mannen? Vraag jij hoe je wilt shoppen aan die groep mannen? Hoe je fotos van je spruit wilt maken? Hoe je je geld organiseert? Hoe je de vakantie plant? Hoe je met kinderen en kleinkinderen in contact blijft? Hoe je sport, danst, slaapt, speelt, muziek beluistert, tv programmas bekijkt? Als de manier waarop wij leven wordt uitgetekend en bepaald door wat technologische evoluties mogelijk maken, kan die evolutie en de keuzes die daarin voortdurend worden gemaakt niet aan een nauwe homogene groep worden overgelaten. We willen toch allemaal beter worden van technologie en ons niet meer en meer in een keurslijf gedwongen zien dat een kleine groep mensen bedacht heeft. En dan mogen er dringend meer vrouwen, ouderen, gekleurde, gekrulde, kleine en andere groepen mensen hun aantrede doen in mijn sector. Elk met hun eigen rijke visie op het leven en de wereld.
Vorige week ging ik m’n dochter ophalen van een kampje. Op dezelfde plaats was een kampje voor 9-jarigen aan de gang. Het heette ‘webcamp’ en ging over multimedia. De groep klom vrolijk het podium op om hun werk te tonen. Er stonden 34 jongens en 1 meisje. Ik was geschokt. Op 9 jaar hebben meisjes het gevoel dat ze op een kampje over web, multimedia en tablets niets te zoeken hebben. Op 9 jaar zijn er genoeg vooroordelen opgebouwd om hen weg te houden van technologie. Het was me plots duidelijk dat initiatieven om meisjes voor technologie te motiveren heel vroeg moeten starten om een grote impact te hebben. Om de vooroordelen te slim af te zijn.
Toen ik 9 was, een paar eeuwen geleden, kwam er bij ons op school een mevrouw met 2 robots op bezoek. De robots konden over een lijn ‘wandelen’ (lees: rollen met kleine wieltjes). Ongezien! Speerpunttechnologie in die tijd. Ik ben het nooit vergeten. Het hoort in het rijtje ‘indrukwekkende momenten uit m’n schooltijd’. We zouden voor elk kind zo’n momenten moeten creeren. En dat kan gebeuren in de klas, maar iedereen die met kinderen werkt heeft hierin een rol te spelen. Ouders kunnen een gezonde nieuwsgierigheid voor technologie bijbrengen. Jeugdbewegingen zouden aan de slag kunnen gaan met technologie. En waar is technologie vandaag aanwezig in het deeltijds muziekonderwijs? Terwijl het in het professionele muziekleven alom aanwezig is. Wat doen tekenscholen met technologie? Is de stedelijke jeugdwerking ermee bezig, kunnen jeugdhuizen ermee aan de slag?
Ik wil graag morgen in een maatschappij leven waarin technologie beantwoordt aan de noden van een brede groep mensen. Ik wil graag dat onze bedrijven voorop lopen in technologische innovatie. En dan geloof ik dat een technologie sector bevolkt met een mengeling van mensen, met hun eigen achtergrond, standpunt, noden en oplossingen daarvoor onontbeerlijk zijn.